Home » Uitleg » Infinitief uitleg: wat is het en hoe herken je het?

Infinitief uitleg: wat is het en hoe herken je het?

Werkwoorden zijn woorden die vertellen wat iemand doet of wat er gebeurt. Maar wist je dat elk werkwoord meerdere vormen kan hebben? Eén van de belangrijkste vormen is de infinitief, oftewel de onbepaalde vorm van het werkwoord. Deze vorm gebruik je overal in zinnen, maar soms is het lastig om hem te herkennen. In deze blog leggen we op een eenvoudige manier uit wat een infinitief is, hoe je hem herkent en wanneer je hem gebruikt. Met veel voorbeelden en praktische tips kun je zelf oefenen en word je er steeds beter in!

Wat is een infinitief?

Het infinitief is de onbepaalde vorm van een werkwoord. Dat betekent dat het werkwoord nog niet vertelt wie iets doet of wanneer iets gebeurt. Je kunt het zien als de ‘basisvorm’ van een werkwoord.

Een infinitief herken je vaak aan de uitgang -en of -n. Het is hetzelfde woord als je in een woordenboek zou vinden.

Voorbeelden van infinitieven:

  • lopen
  • eten
  • schrijven
  • lezen
  • springen
  • werken

Je ziet dat je in deze woorden nog niet weet wie iets doet of wanneer het gebeurt. Dat maakt het een onbepaalde vorm.

Onbepaalde wijs (de infinitief)

De infinitief wordt ook wel de onbepaalde wijs genoemd. Dat is omdat deze werkwoordsvorm niets zegt over wie iets doet of wanneer het gebeurt. Het is de basisvorm van een werkwoord hij is nog niet veranderd of aangepast aan de persoon die de handeling uitvoert.

Kijk eens naar deze twee zinnen:

  • De leerling leest een boek.
  • De leerling wil een boek lezen.

In de eerste zin is leest de persoonsvorm. Dat is een vervoegde vorm van lezen en hoort bij het onderwerp de leerling. Als we het onderwerp veranderen in de leerlingen, verandert ook de persoonsvorm:

  • De leerlingen lezen een boek.
  • De leerling wil een boek lezen.

Je ziet dat de persoonsvorm afhankelijk is van het onderwerp.

  • Gaat het over één persoon? Dan gebruik je de enkelvoudsvorm.
  • Gaat het over meer personen? Dan gebruik je de meervoudsvorm.

Bij de infinitief werkt dat anders. Die blijft altijd precies hetzelfde, wat je ook verandert aan het onderwerp of de tijd van de zin. Kijk maar:

  • De leerling wil een boek lezen.
  • De leerlingen willen een boek lezen.
  • De leerling wilde een boek lezen.

In alle zinnen blijft het woord lezen hetzelfde. Het verandert niet, ook niet als je de zin in het verleden zet of als je van enkelvoud naar meervoud gaat. Dat komt doordat de infinitief niet bepaald is door tijd of persoon. Daarom noemen we deze vorm de onbepaalde wijs: hij blijft altijd neutraal en onveranderd.

Waar staat de infinitief in een zin?

Een infinitief komt niet in elke zin voor, maar als hij er wél staat, vind je hem meestal aan het einde van de zin. Dat zie je vooral bij enkelvoudige zinnen. Soms staan er zelfs meerdere infinitieven achter elkaar.

Kijk maar eens naar deze voorbeelden:

  • De kat probeert op de kast te springen.
  • Sam hoopt morgen te kunnen zwemmen.
  • Wij willen graag leren koken.
  • Jullie zijn gisteren gaan schaatsen.

Zoals je ziet, staan de infinitieven (springen, zwemmen, koken, schaatsen) allemaal aan het eind van de zin.

Bij samengestelde zinnen, zinnen die uit twee of meer delen bestaan kan de infinitief ook in het midden van de hele zin staan. Maar als je de zin in losse, enkelvoudige zinnen verdeelt, zie je dat de infinitieven dan weer netjes achteraan komen te staan.

Kijk maar:

  • Noor moet vandaag nog huiswerk maken, want morgen heeft ze een toets.

Als we deze zin opdelen, krijg je:

  • Noor moet vandaag nog huiswerk maken.
  • Morgen heeft ze een toets.

In de eerste zin staat de infinitief maken aan het einde. In de tweede zin is alleen het werkwoord heeft aanwezig en dat is de persoonsvorm daar komt geen infinitief in voor.

Zo kun je dus onthouden: in een gewone (enkelvoudige) zin staat de infinitief bijna altijd achteraan, en in samengestelde zinnen kun je hem herkennen zodra je de delen los van elkaar bekijkt.

Infinitief: werkwoord of zelfstandig naamwoord?

De infinitief hoort in principe bij de werkwoorden. Toch is dat niet altijd zo! Soms wordt een infinitief gebruikt als zelfstandig naamwoord. In dat geval gedraagt het zich niet meer als een werkwoord, maar als een “ding” iets waar je over kunt praten alsof het een voorwerp of een activiteit is.

Hoe weet je nu of een woord een werkwoord of een zelfstandig naamwoord is? Er is een eenvoudige truc: zet het lidwoord ‘het’ voor de infinitief. Klopt de zin daarna nog steeds? Dan heb je te maken met een zelfstandig naamwoord. Klinkt de zin raar of niet goed? Dan blijft het een werkwoord.

Laten we dat eens bekijken aan de hand van een paar voorbeelden:

  • Fietsen is gezond voor iedereen. Je kunt ook zeggen: Het fietsen is gezond voor iedereen. De zin blijft goed, dus ‘fietsen’ is hier geen werkwoord, maar een zelfstandig naamwoord.
  • Wij willen morgen gaan fietsen. Hier kun je niet zeggen: Wij willen morgen het fietsen gaan. Dat klinkt vreemd! In deze zin is ‘fietsen’ dus een echte infinitief, oftewel een werkwoord.
  • Zingen maakt mij altijd blij. Als je zegt: Het zingen maakt mij altijd blij, klopt dat nog steeds. Dus ‘zingen’ is hier een zelfstandig naamwoord.
  • Ik probeer beter te zingen. Hier kun je niet zeggen: Ik probeer beter het zingen. Dat betekent dat ‘zingen’ in deze zin een infinitief is.
  • Ik heb een hekel aan schoonmaken. Check: Ik heb een hekel aan het schoonmaken. Dat klinkt prima, dus ‘schoonmaken’ is hier een zelfstandig naamwoord.

10 Tips om de infinitief te herkennen

De infinitief lijkt soms een beetje lastig, maar met deze tips wordt het veel makkelijker! Gebruik ze als geheugensteuntje wanneer je zinnen ontleedt of oefent met werkwoorden.

  1. Zoek naar “te” of “om te” — Als er “te” of “om te” vóór een werkwoord staat, is dat werkwoord vaak een infinitief (bijv. om te leren, te zwemmen).
  2. Kijk of het achteraan in de zin staat — In veel zinnen met een infinitief staat die helemaal achteraan: Hij probeert beter te zingen.
  3. Probeer het onderwerp te veranderen — Als het werkwoord niet verandert (bijv. wij willen fietsen / ik wil fietsen), is het een infinitief.
  4. Gebruik de “het”-test — Zet “het” vóór het woord. Klinkt het goed? Dan is het geen infinitief maar een zelfstandig naamwoord.
  5. Verander de tijd van de zin — De infinitief blijft altijd hetzelfde, ook als je van tegenwoordige naar verleden tijd gaat.
  6. Kijk of het een hulpwerkwoord heeft — Woorden als willen, kunnen, moeten en gaan staan vaak vóór een infinitief.
  7. Let op samengestelde zinnen — In langere zinnen vind je de infinitief vaak aan het einde van het tweede zinsdeel.
  8. Gebruik je oren! — Lees de zin hardop. Klinkt het woord als iets wat je doet? Dan is het waarschijnlijk een infinitief.
  9. Vergelijk zinnen met elkaar — Maak van ik wil lezen eens zij willen lezen. Het woord lezen blijft hetzelfde: dat is een infinitief!
  10. Maak er een spel van — Schrijf zinnen op kaartjes en probeer de infinitieven eruit te halen. Hoeveel kun jij er vinden?

De infinitief is overal

De infinitief is misschien wel één van de belangrijkste werkwoordsvormen in het Nederlands. Je komt hem overal tegen in zinnen met willen, kunnen, moeten en gaan, maar ook in zinnen waar hij als zelfstandig naamwoord gebruikt wordt. Het fijne is als je weet waar je op moet letten, herken je hem snel.

Onthoud goed dat een infinitief altijd onveranderd blijft hij past zich niet aan het onderwerp of de tijd aan. Of je nu zegt ik wil fietsen of wij willen fietsen, het woord fietsen blijft precies hetzelfde. En twijfel je of het een werkwoord of een zelfstandig naamwoord is? Gebruik dan gewoon de ‘het-test’: kun je er het voor zetten, dan is het geen infinitief maar een zelfstandig naamwoord.

Met wat oefening wordt het herkennen van de infinitief vanzelf makkelijker. Blijf oefenen, let goed op de plaats in de zin, en gebruik de tips die je hierboven hebt gelezen, dan wordt de infinitief voor jou heel simpel.

Gerelateerde berichten

Geldrekenen oefenen voor kinderen in groep 3: makkelijk en leuk!

Geldrekenen oefenen voor kinderen in groep 3: makkelijk en leuk!

Kortingen berekenen: zo doe je dat stap voor stap

Kortingen berekenen: zo doe je dat stap voor stap

NIO-toets oefenen: tips om je kind goed voor te bereiden

NIO-toets oefenen: tips om je kind goed voor te bereiden

Plaats een reactie